Zijn wij nou beide blij of zijn wij beiden blij? En zijn we dan blij met z’n alle of allen?
In het kort
Gebruik jij de regels correct?
Situatie 1, 2 en 3 verwijzen naar het stroomschema.
1. Staat er een zelfstandig naamwoord achter?
Ja > dan schrijf je geen n.
In dat geval is ‘beide’ een bijvoeglijk naamwoord en daarom schrijf je geen n.
Voorbeelden:
- Beide collega’s konden niet aanwezig zijn.
- Alle studenten waren op tijd klaar.
2. Verwijst het woord naar mensen?
Ja > dan schrijf je wel een n.
Er staat geen zelfstandig naamwoord achter beiden én het woord verwijst naar mensen.
Voorbeelden:
- Beiden konden niet aanwezig zijn.
- We gingen met z’n allen op pad.
3. Is er geen verwijzing naar mensen?
Ja > dan schrijf je geen n.
Er staat geen zelfstandig naamwoord achter beide én het woord verwijst niet naar mensen.
Voorbeelden:
- Het bestuur en de directie vonden het beide een goed voorstel.
- De bedrijven bieden beide hetzelfde product aan.
Uitzondering
Bovenstaande regels gelden ook voor woorden als andere, enkele, sommige, weinige, meeste.
Maar let op: gebruik dan ook deze twee extra regels.
Succes met deze schrijftip!