Heel vaak krijg ik de vraag waar je toch de komma in een zin moet zetten. Nu zijn hier geen vaste regels voor. Wel wat handigheidjes.
Zo kun je een komma gebruiken:
1. Tussen twee werkwoorden die niet bij elkaar horen
Voorbeeld:
- Als hij niet naar de vergadering komt, stuur ik hem wel de notulen.
2. Bij opsommingen in een zin
Voorbeeld:
- De bijeenkomst is in Groningen, Zwolle, Amersfoort en Utrecht.
3. Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden
Voorbeeld:
- Korte, bondige zinnen vergroten het leesplezier.
4. Voor voegwoorden
Voorbeeld:
- Ik kan niet bij het overleg aanwezig zijn, omdat ik dan op vakantie ben.
5. Voor de juiste betekenis
Vergelijk deze twee zinnen maar eens:
- De verpakkingen, die niet hergebruikt kunnen worden, gaan de vuilnisbak in.
- De verpakkingen die niet hergebruikt kunnen worden, gaan de vuilnisbak in.
In de eerste zin staat dat een aantal verpakkingen (alle verpakkingen waarvan sprake is) de vuilnisbak ingaan; in de tweede zin zijn het alleen de niet-herbruikbare verpakkingen die de vuilnisbak ingaan.
>> Levensreddende bonustip
Lees je zin eens hardop voor.
Daar waar je ademhaalt, hoort meestal een komma te staan.